Schrijfsels

Ik ben eens een middag gaan zitten om al mijn oude schriften met kattenbelletjes, brieven, notities et cetera door te nemen (ik heb een la vol). Grappig om al die oude mijmeringen terug te lezen. Confronterend ook soms. Ik heb er een aantal verzameld voor deze pagina. Geen datering in de meeste gevallen, dus ik plaats ze (vanaf metaforen) in willekeurige volgorde.


Metaforen

Het schrijven van een goed verhaal is een soort sterfproces; je werkt er lange tijd naartoe en het overkomt je maar één keer.

Keuvelende mensen in de supermarkt zijn als vlekken op een tapijt; ze horen er niet thuis en blijken hardnekkig als je ze wilt verwijderen.


In de Bijenkorf kan ze alweer niet kiezen. De steeds groter wordende hoop kledingstukken op de vloer van de paskamer voorspelt weinig goeds. Het gordijn wordt met een ruk opengeschoven. Intuïtief schuif ik samen met de houten stoel waarop ik zit een stukje naar achteren. Brandend maagzuur borrelt omhoog. Ik haal diep adem. ‘Die rooie vond ik wel leuk.’
‘Dat zeg je alleen maar om er van af te zijn.’
‘Ik meen het,’ zeg ik. Mijn hand klemt zich om de hengsels van de tassen die zijn volgestouwd met schoenen, sjaaltjes, bloezen, broeken en jasjes. ‘Het maakt je sexy.’
‘Oh, dus zonder dat jurkje ben ik niet sexy?’
‘Dat zeg ik toch niet…’
‘Nee, maar dat bedoel je wel.’
Met een ruk wordt het gordijn weer dichtgetrokken. Ik kijk op mijn horloge. Half vijf. In stilte dank ik God voor het bestaan van sluitingstijd.


Soort van in memoriam
29 december 2010

Lieve Simon, beste vriend, koene ridder,

Ik leerde je kennen, bijna vijftien jaar geleden. We werkten nauw samen en onze band strekte zich al snel uit tot buiten de paden van onze werkgever. Ik werd verliefd op jouw humor. Echte Brabantse luim, verzekerde je me. Heel bijzonder, stelde ik vast. En er was meer dat mij tot je aantrok. Je eeuwige lach, je vriendelijke karakter, je intelligente geest, je lieve gelaat… Ik ontwikkelde een zwak voor je. Het bleek wederzijds. Mijn roes werd jouw roes. Enige tijd lang deelden we meer dan enkel wederkerige vriendschap. Het kon niet blijven duren.

Ik herinner me zoveel prachtige momenten met jou. Onze jaardag. De fietstochtjes. Mijn hand in jouw hand. Onze correspondentie met spaarzegeltjes van het tankstation. Een bezoek aan Bredevoort, waar we ’s avonds een maaltijd nuttigden in Bourgondische stijl. De koelkast (wat was daar ook alweer mee?). Onze uitjes naar de diverse boekhandels en antiquariaten. De spelletjes Triviant (die jij meestentijds won). Het papierhok, waar je mij voor het eerst een knuffel gaf. Ons kippenproject. De meesterlijke grap die je met me uithaalde en niet te vergeten: mijn zoete revanche. Het verhaal waar we ooit samen aan werkten. De talloze etentjes in Arnhem, Doesburg, Nijmegen en elders. Het bankje aan de Ijssel, waar we soms urenlang zwijgend naast elkaar zaten.

Jouw bezoek aan mij nadat ik me ’s ochtends bij je had ziek gemeld (je bracht me een tas vol fruit en wel twintig krentenbollen). Eraan voorafgaand: het moment dat ik op de werkvloer instortte en jij me in je armen nam, waarna je zachtjes met me mee huilde. De cryptogrammen die we samen invulden. Ons bezoek aan het theater, waar we genoten van de schitterende show van Dadadada Tenko. De wegafzetting, waardoor we een uur langer in de auto zaten terwijl mijn voet schuin stond van de kramp. Jouw vakantieboekje vol lieve woordjes. Het jubileumconcert van Rowen Hèze. Nooit zal ik jouw tedere zoenen vergeten. Jouw loyaliteit, de brieven die je me schreef. Ik herinner me nog zoveel meer, lieve Simon. En van dat alles koester ik met heel mijn wezen bovenal je onvoorwaardelijke vriendschap.

Ik neem jouw kippenbijbel uit mijn boekenkast. Het evangelie volgens Simon anno 2001. Ik heb er sindsdien niet meer in gelezen. Nu las ik het in één ademtocht uit. Een tocht van welhaast een uur. Ik realiseer me weer hoe gek je met me was. Hoeveel je van me hield. En hoe wederzijds dit is. In tegenwoordige tijd. Ik kan niet geloven dat je er niet meer bent. Wie moet mij nu door de dag heen slepen? Wie moet mij laten lachen als ik het even niet meer zie zitten? Wie moet mij troosten als ik het te kwaad krijg? Ik ben er kapot van. Het raakt me diep. Mijn wereld zou ik ervoor over hebben om jou terug bij mij te krijgen. My kingdom for your presence. Where art thou, my bravest knight? Wo bestu bleben? Mi lanct na di gheselle mijn. Du coors die doot du liets mi tleven. Dat was gheselscap goet ende fijn. Het sceen teen moeste ghestorven sijn.

Gisteravond luisterde ik muziek. Ik bedacht me dat ik enkele nieuw verworven albums voor je op de door mij beloofde usb zou moeten zetten. Ik had ‘m al klaargelegd. Het is niet meer nodig. Vertel me eens, hebben ze in de hemel ook muziek? En doen ze daar aan verzoeknummers? Wil je in dat geval vragen of ze voor mij, voor jou een plaatje draaien. (An) Iris’s song for us. Ter nagedachtenis aan onze vriendschap. Het is van Vashti Bunyan. Als er een God bestaat en als hij beschikt over een fatsoenlijke geluidsinstallatie, dan zal hij dit zeker en vast voor ons willen doen.

Mijn tranen blijven maar komen. Ik had geen idee dat ik zoveel tranen kon uithuilen. Geen benul ook hoe ik de toevoer moet stopzetten. Is daar een knop voor? Ik kan ‘m niet vinden. Als ik me bedenk dat ik me gisteravond heb lopen ergeren aan stupide productiestoringen, terwijl jij al urenlang dood lag te zijn (daarom nam je de telefoon niet op), kan ik mezelf wel voor m’n kop slaan. Als ik het had geweten, dan had ik de boel de boel gelaten en was naar je toegegaan. Om je te vinden. Om met eigen ogen vast te stellen dat ik je verloren heb. Om je een laatste keer te omhelzen.

Je bent dood, mijn beste vriend. Ik heb het verschillende keren hardop uitgesproken, maar kan het nog steeds niet bevatten. Ik verloor in jou niet alleen een vriend, een ridder en een ex-geliefde. Je betekende nog zoveel meer voor me; het is te abstract om in woorden te vatten. Niemand zal het begrijpen. Ik vertelde wel de bomen hoeveel je van me hield, zoals ik je ooit beloofde. Ik vertelde het de wind die in de bomen klom en uit de takken viel, hoeveel je van me hield. Het luchtte op. Maar nee, ik krijg je er niet mee terug.

Het zal je goed doen te weten dat ik dankzij jou een vrije dag heb. Waarschijnlijk wel twee. Je had het me gegund. Je gunde mij alles. Nog niet zo lang geleden merkte je op: ‘Als ik die grote prijs in de wacht sleep, dan hoef jij nooit meer te werken. Dan stuur ik je op vakantie en dan kun je lekker aan je boek gaan werken.’ Het was geen Brabantse humor; je meende wat je zei. En weet je… al het geld op deze aardbol, mijn schrijfambitie, de hele klotenrest… Het kan me op het moment gestolen worden. Het doet er niet meer toe. Alleen jij doet ertoe.

Mijn hoofd voelt onwerkelijk zwaar. Ik heb teveel en te lang gehuild. Het is geen wonder. Ik kan aan niets anders meer denken. Je bent dood. DOOD godverdomme! Het gaat mijn voorstellingsvermogen te boven. Mijn hart voelt koud. Nog tien uur, lees ik in jouw bijbel. 600 minuten. 36.000 seconden. 42.000 samentrekkingen van de hartspier. Ik had je er nog zoveel meer gegund. Het mocht niet zo zijn. Eigenwijze Brabander. Zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb. Sacrifice me. Ik had je om je oren moeten slaan.

Ik sluit af met een gedicht van JPR. Het biedt me enige troost, hoewel troost in deze context eigenlijk geen rol kan vervullen. Je had het mooi gevonden. Zeker en vast. Vaarwel, lieve Simon.

Credo

Ik heb je terugkeer uit de tijd
met zoveel ongeduld verbeid,
met zoveel stelligheid bezworen,
dat als er voor dit rijk gemis
in wat ik schrijf geen plaats meer is
ook ik niet voortkan als tevoren.

Wanneer ik ons van het geloof
dat mij in leven houdt beroof,
kan niets je aan de dood ontwringen:
je bent een handvol woelig stof,
een schep bedorven aarde, – of
je bent de zin van alle dingen.

Alleen wat soms in een gedicht
bestaat aan wankel evenwicht
kan het behoud zijn van ons beiden,
kan maken dat van woord tot woord
ik jou, jij mij nog toebehoort,
tot onze parallellen snijden.

Uit: ‘Wij hebben alles nog te goed’, 2001


Poging tot speedwriting

Speedwriting is een vorm van schrijven waarbij het niet gaat om de inhoud of de jkwaliteit van de inhoud, maar om de kwantiteit. Zoveel mogelijk schrijven, het doet er niet toe waar het over gaat. Misschien is dit voor sommige schrijvers een middel om erin te komen. Waarin? Nou, in het ritme van het schrijven. Ik zou willen dat de ideeén voor verhalen bij mij zo spontaan opkwamen dat ik in dit tempo zou kunnen schrijvewn. Een korte blik op het beeldscherm leert me dat er enkele foutjes in de tekst geslopen zijn. Normaal gesproken had ik deze allang weggehaald cq verbeterd, maar in een document genaamd speedwriting doe je zoiets niet. Eigenlijk zou je dus moeten schrijven zonder voortdurend naar je beeldscherm te staren, naar je tekst, je woorden, en de enorme witte leegte die daaronder altijd zichtbaar is. Wat werkt er meer demotiverend dan dat? Ok ok, dat is dus wellicht de oplossing. Een typecursus bij Schroevers en ik kan tikken met m’n ogen dicht.
Eems z\oen oh ik fsay ook kam zpmgeyb popleonoik shn van Dvchhke egsh .
Opes, nee dus. Wat een wrtaal. Daar kan niemand iets van brouwen, zelfs de knapste koppen niet, zelfs niet Tolkien, die zijn eigen taal bedacht. Nee, dit gaat helemaal nergens meer over.
Speedwriting dus. En als je het even niet meer, weet, tik je gewoon door, alsof de ideeën als , ja als wat? Zoek nu maar eens naar het juiste woord, de juiste beeldspraak. Vervelend hoor, als je wel weet wat je wilt schrijven, maar even niet zo snel kunt bedenken hoe je dit het best kunt formuleren. En het moet natuurlijk wel in een keer goed. Het eeuwige dilemma van de perfectionist. Met zo’n instelling kom je nooit ergens, schrijf je nooit een compleet verhaal, blijft je talent bij voorbaar verscholen in de donkerste uithoeken van je geest. Wat een gelul. Maar dat mag! Sterker nog : dat is gewenst. Als het maar gelul is, dan is het goed. Zoals ik al schreef: het doet er niet toe waar hjet over gaat, als het maar gaat. Zelfs al gaat het helemaal nergens over.


Dialogen op de werkvloer

‘Ik denk dus dat het meer een kwestie is van…Jezus!’
‘Wat?’
‘Zag je dat?’
‘Wat zag ik?’
‘Hoe die Zoë erbij loopt.’
‘Ja, vreselijk hè? Ik had het al gezien.’
‘Dat kun je toch niet maken?’
‘Zij wel.’
‘Maar zeg nou zelf, Julia, als je de ambitie hebt om wat te bereiken, dan ga je er zo toch niet bij lopen?’
‘Dat zou ik niet doen, nee. Maar ja, je kent Zoë hè: plaat voor de kop van hier tot Tokio.’
‘Jezus, je kunt je toch niet lekker voelen als je er zo bij loopt?’
‘Zou je denken.’
‘Ze draagt gewoon haar t-shirt in haar broek!’
‘Ja, wat een lef hè?’
‘Ik bedoel: met zo’n lichaam ga je toch niet met je shirt in je broek lopen?’
‘Nee, ik niet. Maar ik heb dan ook niet zo’n lijf.’
‘Nee, jij kunt dragen wat je wilt. Voor jou maakt het niets uit.’
‘Nou, ik krijg ook een voorzichtig buikje hoor.’
‘Jij een buikje, laat me niet lachen.’
‘Het is echt waar. Ik moet gewoon een beetje oppassen.’
‘Ok, maar je kunt gewoon lekker aantrekken wat je wilt.’
‘Nou, sommige kledingstukken heb ik al afgedankt.’
‘Daar zou Zoë nog wat van kunnen leren. Dat kind ziet er echt niet uit.’
‘Inderdaad, heb je dat kapsel van ‘r gezien?’
‘Ja erg hè, dat je zo over straat durft…’


‘Gut Erna, kijk: daar heb je haar ook weer. Ik dacht dat die niet meer terug hoefde te komen.’
‘Ja, die deed haar werk toch niet goed.’
‘Nou, ze hebben d’r weer aangenomen. Je wordt gewoon gebruikt hier, je ziet het wel.’
‘Ja, als ze je nodig hebben, dan weten ze je wel te vinden.’
‘Je bent niks meer dan een nummer meid, neem dat maar van mij aan.’
‘Ik weet het Ans: niks meer dan een nummer.’


Einde oefening

Ik stel het me als volgt voor: je wordt geboren en je gaat dood. Daartussenin speelt zich de queeste af naar de zin van het leven. Wie ben ik en waarom? Persoonlijk denk ik niet dat het leven enig nut dient. Je krijgt het voor je voeten en zie je dan maar te redden. Ik vind het een heerlijk rustgevende gedachte dat er na mijn leven niets meer is. Of beter: dat ik geen deel meer zal uitmaken van dit bestaan. Want het leven gaat natuurlijk gewoon door.
Niets betekent onder meer dat al je zorgen verdwenen zijn, evenals je nooit beantwoorde verlangens, je pijntjes en kwaaltjes, je ongemakken in de breedste zin van het woord. Er bestaat geen verdriet meer, geen hoofdpijn of kiespijn. Geen irritante collega’s, geen telefonische verkopers. Nooit meer strijken of wassen. Meine liebe, wat een verrukking.


De val van een gelukkige jeugd
24 oktober 2010

Alle vaders sterven een keer. Zo ook de mijne. Ik was zeventien jaar jong en praktisch zonder levensbagage. Zijn dood trof me als een vuistslag met duizelingwekkende vaart.

De ontgoocheling die me in de daarop volgende dagen te beurt viel, was van een ongekende impact. Ik wenste dat ik kon vergeten. Simpelweg vergeten. Ik beloofde mezelf: bij het aanbreken van om het even welke volgende dag zal blijken dat je dit alles slechts hebt gedroomd…

Een fragiel streepje zonlicht glipt via een kier in de gordijnen mijn kamer binnen. Ik ben wakker… Mijn hoofd voelt vreemd licht. Een floers van onbehaaglijke emoties beheerst mijn gedachten; ik kan ze niet duiden. Wat is er gebeurd? Slaapdronken stap ik uit bed. Mijn lichaam is zwaarder dan ik dragen kan. Een weeë geur dringt zich aan me op. Er klopt iets niet. Wat klopt er niet? Zonder nadenken strompel ik de trap af en open de deur van de woonkamer. Weifelend. Dan ineens valt alles samen. Mijn ogen richten zich onwillekeurig op het keurig opgemaakte bed.

Slechts uit het ritmisch op en neer bewegen van de lakens kan ik opmaken dat hij nog leeft…

Mijn hart schreeuwt van ongeloof. Wat niet waar kan zijn, wordt acuut bewaarheid: in dat bed is gisteren mijn vader doodgegaan.

Wanneer ontkenning geen uitkomst meer biedt, geraak je onbewust in een volgende fase. Eén van herinneringen. Goede, slechte, leuke en minder plezante memories aan een samenzijn met de man die door geen ander ooit kan worden vervangen. Je koestert deze souvenirs stuk voor stuk. Ze vormen de laatste en enige verbintenis met hem. Het is alles wat je nog hebt.

Ik nam afscheid van de man in dat bed. Niet veel meer dan een geraamte met daaromheen een broos velletje. Hij had heel de nacht geslapen. Even voordat de volgende middag deze man zijn laatste adem uitblies, opende hij zijn ogen en richtte zich op met de luttele kracht die hij nog bezat. Wijd opengesperde donkere ogen, vervuld met angst: ontzag voor het grote onbekende.

Nooit eerder had ik zo een empathie voor iemand ervaren. Toch besefte ik dat zich de afgelopen maanden een verandering had voltrokken. Deze man was allang mijn vader niet meer. Mijn echte vader had ik in een eerder stadium reeds vaarwel gezegd. Ik was daartoe slechts in staat geweest bij de gratie van zijn geforceerde afstandelijkheid. Toen reeds begreep hij wat ik pas veel later zou beseffen.

Het laatste stadium: berusting. Ontsnapt uit de impasse van onverzoenlijke emoties. Het had niet mogen gebeuren en het gebeurde evengoed. Genezing was niet aan de orde; de dood was daarmee zìjn enige ontvluchting.

Mijn hartendief,

Ik ben zo blij dat ik je niet vergeten ben…

Voor altijd,
Jouw oogappel


Ik verlang naar een zorgeloos niets waar niets de stilte doet leven en ik alleen maar niet eenzaam kan zijn. Denken en doen en steeds maar weer denken. Is dat nu leven? Breng mij naar een zorgeloos niets, laat mij gaan en vergeet wie ik was.


Het naakte leven

Eén van mijn hatelijkste eigenschappen is mijn ongeduld. Nog hatelijker is het feit dat het zich enkel manifesteert bij de mensen van wie ik houd. Degenen die het echt verdienen dat ik mijn geduld verlies, bespaar ik de ellende van mijn uitbarstingen. Omdat dit niet in overeenstemming is met de normen en waarden die ik deel met de mensen van wie ik houd.


Levenslijn

De geboorte
De vertroeteling
De eerste schooldag
Een baan
Met pensioen
De dood

En waar was dit nu goed voor?


Het nadeel van doodgaan is dat je niet meer kunt navertellen welk een fantastische ervaring het was.


Mijn vader leerde me ooit de volgende zin:
Dominee’s dochter Doortje Derksen dwaalde dagenlang door de donkere duinen; daar deed deze domme dingen.
Ik heb ‘m nog wat uitgebreid:
Dominee Dolmans dierbare dikke donkerblonde dertienjarige doldwaze dagschuwe dochter Doortje Dolman dwaalde dikwijls dagenlang dungekleed dapper door de droge dunbegroeide donkere Duindrechtse duinen; daar deed deze dan diverse duivelse dartele domme dingen die de deftige deels demente doch dikwijls diep droevige dominee direct doorhad.


HDGG. Het vertrekpunt na een dag vol stress.

De waan van de dag

Het is nog vroeg. Je doezelt. Het bed is heerlijk warm. The place to be. Je rekt je eens voorzichtig uit, draait je op je andere zij en probeert je te herinneren waarover je zojuist droomde.
Dan loeit, kraait, piept of rinkelt plotsklaps veel te dicht bij je oor een wekker. Met je ogen dicht bedien je de mode functie. Heel even nog. Terug naar dromenland. Juist als je weer in slaap bent gesukkeld, herhaalt zich het ritueel. Met tegenzin sla je het dekbed van je af en schakel je over op de automatische piloot. Je gunt jezelf een uur voor alle dingen die gebeuren moeten. Een vlug ontbijt, krantenkoppen scannen, douchen, tanden poetsen, aankleden, scheren of make-up, spullen pakken, naar buiten, in de auto, trein of bus, op naar het werk.

De file blijkt langer dan ingecalculeerd of de trein heeft vertraging. Je bereikt net op tijd je bestemming. Het sms-je dat je onderweg kreeg, is afkomstig van je baas of van een klant. Wegens onvoorziene omstandigheden zul je vandaag moeten overwerken. Op weg naar je werkplek word je aangesproken door een medewerker. Het systeem werkt niet naar behoren, de afdeling ligt stil en de mensen vreten uit hun neus. De telefoon gaat. Een ziekmelding. Gevolgd door een tweede. Een collega steekt zijn hoofd om de deur. Er is iets misgegaan, de vorige dag. Jouw afdeling was daarvoor verantwoordelijk. Je zucht. Tijd voor koffie. Maar nee. De automaat is defect.

Het huis is koud en donker als je uren later dan gepland thuiskomt. Je kat of hond zeurt om eten. Zelf heb je niets in de provisiekast. Eigenlijk moet je nog aan het werk om te voorkomen dat je morgen wederom met je neus achter de feiten aanloopt. Bovendien had je jezelf voorgenomen om te gaan sporten, maar je weet niet waar je de energie nog vandaan moet halen. Je hebt niet de rust om een boek te lezen, de televisie biedt geen soelaas en je sociale leven is er de laatste jaren bij ingeschoten. Je baalt van jezelf. En van het stressvolle, hectische leven dat zich elke dag opnieuw aan je voltrekt.

Afzien is een keuze. Genieten ook.

Je hebt twee opties.
1. Voer je huisdier, kruip op de bank met een deken over je voeten, laat een pizza bezorgen, heb medelijden met jezelf en doe helemaal niets meer.
2. Voer je huisdier, bezoek HDGG en maak een afspraak. We bieden je een hapje, een drankje en een goed gesprek. Niets meer, niets minder.


Tol van de vooruitgang
22 april 2002

In de tijd dat ik studeerde kwam het vak informatica net in de belangstelling. Ik trof het dan ook tijdens mijn eerste schooljaar. Een volle studiepunt te behalen voor deze discipline en ik wist helemaal niets van computers. Daarbij kwam dat ik met mijn toenmalige schrijversambities zwoer bij pen en papier en het elektronische schrijven als een waardeloze vooruitgang beschouwde. De computer ging dus in de ban. Ik wilde er niets mee te maken hebben en bleef trouw aan mijn schrijfblok. Waar ik ook ging, ik was steevast bewapend met pen en papier en alle lege velletjes waren vol wanneer ik thuis kwam. Mijn makke was en is nog altijd dat ik niet gemakkelijk iets af maak. Zo komt het dus dat in mijn huis honderden blaadjes volgeschreven papier rondzwerven, zonder dat er ooit een volledig verhaal uit geboren is.
Natuurlijk wilde ik dat studiepunt behalen, dus ik trok de stoute schoenen aan. Tegen de tijd dat al mijn medestudenten wisten wat een directory was, had ik net ontdekt waar zich de aan- en uit knop van de systeemkast bevond. Het duurde zeker een week voordat ik ook maar enig benul had van de materie die ik kreeg voorgeschoteld. Het ene moment verbaasde ik me nog over de toegevoegde waarde die men toeschreef aan de personal computer, het volgende moment viel het kwartje en was ik volledig verkocht. Een systeem waarmee je al je teksten kon ordenen, precies zoals je het wilde hebben. Nooit meer doorgehaalde zinnen, geen typex of andere rommel, met het grootste gemak een zin veranderen, verwijderen of kopiëren. Een ware uitvinding. (Dat je met een computer ook andere dingen kon doen dan tekstverwerken, daar had ik toen nog geen weet van.)
Een computer kon ik niet betalen, dus werd het een elektronische schrijfmachine. Een tweedehands Olivetti die ik kocht van een particuliere hobbyist. Nadat ik het ding in mijn kamer geïnstalleerd had, was ik er niet meer achter weg te slaan. Dag in dag uit zat ik achter mijn schrijfmachine en binnen de kortste keren lag mijn kamer bezaaid met nog veel meer vellen papier. Van enige samenhang was echter nog altijd geen sprake.
Toen ik via een vriend voor een spotprijsje mijn eerste eigen pc kocht, dacht ik van dit probleem verlost te zijn. Ik schreef mijn stukken voortaan in zelf aangemaakte bestanden die ik tijdelijk kon opslaan en ieder gewenst moment weer kon openen. Van een systeemcrash had ik nog nooit gehoord. Toen het me overkwam leerde ik de waarde van een back-up kennen en dus kocht ik schijfjes, heel veel schijfjes om al mijn documenten te kunnen opslaan. En zoals alles vroeg of laat verdwijnt in een huis, in een mensenleven, zo ook deze diskettes.
Ik schrijf dit verhaal, nu tien jaar later, achter mijn recent gekochte pc, die ik nog zo betrouwbaar acht dat ik geen back-ups maak. De tijd zal leren of het verstandig is. Maar mijn diskettes gaan verloren en uitgeprinte stapels papier krijg ik niet geordend. Ik ben en blijf een slordig mens. In het schrijven van verhalen ben ik nog altijd geen held en ik trek de voorzichtige conclusie dat dit meer zegt over mijzelf dan over het systeem waarmee ik werk.
Alles tegen elkaar afgewogen zou ik mijn computer niet graag missen. Maar heel af en toe word ik nog overvallen door een onweerstaanbare drang om mezelf met een schrijfblok terug te trekken in mijn kamer. Trillend van enthousiasme en inspiratie sla ik het voorblad om. Voorzichtig, want ik wil het blok netjes houden. Je weet maar nooit of het een potentiële bestseller is. De heerlijke gewaarwording van een vel onbeschreven papier. Het papier daagt uit en de pen reageert. Een eerste zin vormt zich, gevolgd door een tweede, een derde. Er lijkt zich een verhaal te ontwikkelen.